Cler. Luik, I. 1525-1536 (1525-1559) Den Bosch Meester Jan Brock, meester Jan Brock Henricxs van tsHertogenbossche. Hij was op 19 januari 1525 in het huis "de Notenboom" in de Hinthamerstraat als notaris aanwezig bij de overdracht van een erfpacht aan Henrick Brock en Arnt Naet, armenmeesters van het Hinthamereinde. Onder de getuigen wordt ook een Henrick Brock Martenss genoemd. Dezelfde Henrick Marten Brocxsoen komt vanaf omstreeks 1505 voor in het Bosch’ protocol en droeg op 20 december 1526 in "de Notenboom" ten overstaan van meester Jan als notaris een stuk land te Rosmalen over aan twee meesters van het Zinnelooshuis bij de St.Anthoniuskapel op het Hinthamereinde. Meester Jan zal de zoon van één van beide Henricken geweest zijn en woonde misschien in "de Notenboom". Voor de akte van 1526 ontving meester Jan Brock van het Zinnelooshuis 7½ stuiver, nog op dezelfde dag als waarop de rechtshandeling plaatsvond ("Sint Thomas avont"). Hij collationeerde later als notaris nog enkele afschriften, waaronder één van de Raming tussen de Stad en Meierij van Den Bosch uit 1495, en vervaardigde op 18 juli 1536 een derde notariële akte waarin hij vermeldt dat zijn notariële bevoegdheden in 1531 op keizerlijk gezag zijn bevestigd (sacra imperiali aucthoritate continuatus). In de voet van zijn gestempelde signet staat het motto: "Cor hominis disponet viam suam". 1) In dezelfde akte van 1536 noemt hij zich clericus Busciducensis en onder een afschrift van een akte uit 1537 ook geswoeren clerck tsHertogenbossche. Vermoedelijk betekende dit dat hij aan het hoofd stond van de secretarieklerken. Hij behield de functie tot Pasen 1541 toen hij Jan Reyners opvolgde als stadssecretaris. Op 3 mei 1541 werd hij als secretaris samen met de schepen meester Marten die Greve naar Brussel gezonden om daar met de gedeputeerden van andere steden te overleggen over de misbruiken die plaats zouden vinden op de veestapel van Dordrecht en om een accoord te bereiken met de prins van Oranje over de tol van Baarle-Nassau. Ze hadden daartoe 14 dagen nodig. Op 9 juli werden ze opnieuw naar Brussel gezonden in verband met de tol te Baarle-Nassau en tevens om de "groote abusen ende nyewicheyden" te bestrijden waarmee de warandmeester van Brabant en de pachter van de houtschat de inwoners van de Meierij kwelden. Deze tweede onderneming nam bijna een maand in beslag. Na 1541 komt meester Jan niet meer voor als afgevaardigde van de stad. In 1546 nam hij deel aan een werkstaking naar aanleiding van een conflict met de schout (zie nr.292). Hij bleef secretaris tot aan zijn dood op 28 december 1559 en werd op 2 maart 1560 opgevolgd door meester Jacob Donck. 2)
Meester Jan woonde omstreeks 1550 in de Hinthamerstraat, in de buurt van de St.Jan. Hij was gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap en droeg in 1552 25 Carolusgulden bij aan de gemene zetting, waarmee hij tot de rijkste 6 procent van de Bossche belastingbetalers mag worden gerekend. Hij was getrouwd met Henricxken, dochter van Jacop Spijckers en weduwe van Daniel van Vlierden junior (nr.406), zoon van Daniel van Vlierden senior (nr.405) die onder andere meester van het Groot Gasthuis was. Henricxken overleed omstreeks 1554. Meester Jan had een zoon Adriaen die op 19 december 1605 overleed en getrouwd was met een zekere Jutken die op 3 augustus 1618 overleed. Hun dochter Jenneken overleed op 19 december 1603. Ze werden na hun dood bijgezet in het graf van meester Jan in de St.Jan. Een Adriaen Jan Brocken kreeg op de zondag voor St.Michiel (27 september) 1534, toen het in Haren kermis was, ruzie met Gerart Aert Appels over de namen van tiendbetalers die door de pastoor van Haren op de preekstoel voorgelezen waren. Beide waren dronken en trokken hun messen. Adriaen werd aan zijn hand gewond en wilde vervolgens Gerart met zijn broodmes steken. Een zekere Jacop Adriaen Jacops die zich tussen hen in wierp werd aan de schouder geraakt en overleed kort daarna. Op 26 maart 1535 verleende de hertog aan Adriaen, die toen 19 of 20 jaar was, kwijtschelding van de boete die hij hem voor de doodslag moest betalen. Verder pachtte een Adriaen, zoon van Jan Brock, ook wel Ariaen Jan Brocken genoemd, tussen 1589 en 1598 van het Groot Gasthuis een aantal landerijen en een hoeve te Haren. Het is echter niet duidelijk of deze vermeldingen betrekking hebben op de zoon van de notaris. 3)
|
Noten | |
1. | Bijlage II 69.1, 69.2, vgl. 8.1; GAH, RA 1274, fo.155v (9 juli 1505); GAH, Blokken 2380 (20 mrt.1533, getuigen: Henricus Brock en magister Johannes, eius filius); GAH, RVA 804 (20 dec.1526); GAH, THG - (18 juli 1536); Afschriften: Christyn, Brabandts recht, II 943; GAH, Amb.gilden 5 (regest 129) (10 apr.1498); RANB, Coll.CV 173 (29 mei 1537); GAH, Coll.Aanv. 8106, fo.317r-321r (9 nov.1541). |
2. | RANB, Coll.CV 8106, fo.317r-321r (9 nov.1541); GAH, OA B44 (1537/38), B47 (1440/41); Hermans, verzameling, 115; GAH, RA, bijlage I van de inventaris; Van Zuijlen, Inventaris, 571-572; OLVB 49, fo.37v; Smits, De grafzerken, 274 nr.268. |
3. | GAH, B53 (1546/47), B59 (1552/53) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 188-190), zie ook OA B15 (1505/06: Markt); Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht Van Vlierden", 62; OLVB 49, fo.37v; Smits, De grafzerken, 274 nr.268; Van Rooij, Het oud-archief, I 183 nr.2572, 202 nr.2739, vgl. 203 nr.2743; Zie ook: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 65, III 3-5; ARAB, Rekenkamers, delen, 639, fo.222r. |
Geboren ± 1502, overleden 28 of 29 december 1559Bestuurlijke functiesSecretaris 6 april 1541 - &134;Reizen in dienst van de stad1540Studiemr.Lidmaatschap van de Lieve Vrouwe BroederschapNaam: Jan Henrick BrockInschrijving: 10 november 1535 Overlijden: 28 december 1559 Requiemmis: 13 januari 1560 Proost: BijzonderhedenHij was van 1525 tot 1536 actief als notaris. Hij is begraven in de Sint-Jan. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschMr. JoannesBrock Secretaris deser Stad obiit 28 decemb. 1559 | 91v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 155-156
A. Schuttelaars, Heren van de raad (1998) 308, 453